Het SCP ziet dat in de meest afgelegen dorpen van plattelandsgebieden de bevolking sinds 2010 met 3% is afgenomen, in grotere dorpen was dat afgelopen jaren maar 1%. De grote dorpen vergrijzen iets sneller, maar het aandeel van jongvolwassenen tussen 20 en 34 jaar blijft gelijk. In de kleine dorpen is meer armoede, grotere werkloosheid en een lager opleidingsniveau, maar dat is volgens het onderzoek stabiel en niet toegenomen in vergelijking met grote dorpen. Het aantal voorzieningen nam echter wel af. De kleine en afgelegen dorpen zagen het vaakst de basisschool en supermarkt vertrekken, terwijl de grotere dorpen afscheid namen van bakkers en slagers.
Op sociaal vlak blijken er weinig verschillen te zijn tussen inwoners van de grote en kleine dorpen. Het vertrouwen in de politiek nam bijvoorbeeld in alle gebieden af. Het enige aanzienlijke verschil is het bezoeken van de kerk, in grote dorpen nemen de bezoeken af terwijl inwoners van de kleine dorpen structureel naar de kerk blijven gaan. Inwoners van de afgelegen dorpen in krimpregio’s ervaren minder goede leefbaarheid, maar waarderen dat volgens het onderzoek niet per se negatiever. In krimpregio’s zagen de onderzoekers bijvoorbeeld meer vrijwilligers of initiatiefnemers (51%) dan in de regio’s waar geen sprake is van bevolkingskrimp (47%).
Het Sociaal en Cultureel Planbureau wijst er op dat het verdwijnen van nog meer voorzieningen en de verdergaande vergrijzing negatieve gevolgen kunnen hebben voor de leefbaarheid en sociale samenhang op plattelandsgebieden in krimpregio’s. De Achterhoek en de andere krimpregio's hebben in februari een rapport aangeboden aan politiek Den Haag om krimp
beter te begeleiden en
leefbaarheid op peil te houden.
Foto: REGIO8